Loge La Charité

passer G ponceaurood

LOGE LA CHARITÉ AMSTERDAM NO.6
Opgericht 24 juni 1755

Kort historisch overzicht van Loge “La Charité”

De geschiedenis van de Amsterdamse Loge La Charité begint niet op 24 juni 1755, zoals de officiële oprichtingsdatum doet vermoeden, maar in 1753. Het is in dat jaar dat een aantal Vrijmetselaren het initiatief neemt tot het stichten van een nieuwe Amsterdamse Loge.

De eerste vermelding van een Logeleven in Nederland stamt uit 1734. Twee jaar later worden de activiteiten van de ‘Vrywillige Metselaers’ verboden door de Staten van Holland (als zijnde ‘een queekschool van facties, beroertes en debauches’). Dit verbod, dat in 1747 officieus wordt opgeheven, is uniek in de geschiedenis van de Nederlandse Vrijmetselarij en kent alleen tussen 1940 en 1945 een herhaling.
Ondanks het verbod gaat de oprichting van nieuwe Loges gestaag door en als prins Willem IV in 1747 vanuit Engeland aan het hoofd van de Republiek wordt geholpen, is de ban gebroken. Vanwege de goede verstandhouding, die op dat moment tussen de Oranjes en Engeland bestaat (Willem V wordt later zelfs in een Engelse Loge ingewijd), kan de Vrijmetselarij zich in Nederland verder ontplooien.
Eén van de grondleggers van de Nederlandse Orde der Vrije Metselaren is de in Frankrijk geboren journalist Jean Rousset de Missy.
Rousset, die in Den Haag wordt ingewijd, vestigt zich vervolgens in Amsterdam en richt daar de Loge De la Paix op (in 1755 omgedoopt tot La Bien Aimée). Rousset is een actief en geëngageerd man. In 1748 kiest hij tijdens het Doelistenoproer partij voor de Doelisten, zo genoemd omdat zij in de Kloveniersdoelen, de oefenplaats van de schutters, vergaderden. Hij ventileert daarbij sterk democratische ideeën en roept het volk op tot opstand ter afbraak van de regentenkliek.

Het Grootoosten, het nationale ‘parlement’ van de Nederlandse Vrijmetselarij, komt in Den Haag terecht en niet in Amsterdam (1756). Den Haag wordt daarmee het centrum van de Nederlandse Vrijmetselarij, waar tot op de dag van vandaag het Hoofdbestuur van de Orde der Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden is gevestigd.
De relatie tussen Den Haag en Amsterdam is verre van goed en de broederschap die tussen Vrijmetselaren zou moeten bestaan, is dan ook ver te zoeken. Dat is onder meer te verklaren vanwege de samenstelling van de Loges: die in Den Haag bestaan uit adellijke lieden, waarbij de voertaal Frans is, terwijl de Amsterdamse Loges voornamelijk gevormd worden door zakenmensen en boekverkopers, waakzaam voor een te grote Franse invloed.

Het is de invloedrijke bankier Daniël Hogguer die de gelederen weet te sluiten door als bemiddelaar op te treden. Vanuit die eenheid zal de Vrijmetselarij zich verder ontwikkelen en worden door heel het land in de loop der tijd nieuwe Loges geïnitieerd.

Daniël Hogguer

De Vrijmetselarij heeft gedurende de ruim twee eeuwen van haar bestaan vanzelfsprekend te maken gehad met hoogte- en dieptepunten. Zo ontstaat bijvoorbeeld tussen de twee wereldoorlogen langzaam steeds meer een anti-maçonnieke stemming. In 1913 wordt de Vrijmetselarij er al van beticht politieke invloed uit te oefenen. Men verweert zich uiteraard maar met name de katholieken blijven de Vrijmetselarij van ‘van alles en nog wat’ betichten.

Het is niet verwonderlijk dat het absolute dieptepunt bereikt wordt als de nazi’s ons land binnenvallen. De lastercampagnes in het Duitsland van voor de oorlog worden al naar grote hoogten opgestuwd en als de Duitse troepen Amsterdam binnentrekken, is een van de eerste daden het verbieden van de Vrijmetselarij. Het Logegebouw aan de Vondelstraat wordt gevorderd en al haar bezittingen worden tentoongesteld en verkocht.

Op 4 september wordt het einde ingeluid van Loge La Charité. De ledenlijst van de Loge in de jaren 1939/40 geeft aan dat zij bestond uit twintig Meester-Vrijmetselaars en één Leerling. Aan het eind van de oorlog blijken zoveel leden door terechtstelling of deportatie hun leven verloren te hebben dat een heropening van de Loge op dat moment niet mogelijk is. Er was immers maar één lid dat de oorlog had overleefd.
Omdat het merendeel van de leden ten tijde van de inval van de nazi’s Joods of van Joodse afkomst was, is het te verklaren waarom juist La Charité zo zwaar werd getroffen. Het vormt het trieste dieptepunt in de geschiedenis van de Loge. Na de oorlog herneemt de Orde, hoewel zwaar aangeslagen, langzaam maar zeker haar activiteiten en het ledental neemt in de eerste tien jaar na de oorlog toe tot het aantal van 6000 leden. Echter Loge La Charité – hoewel niet opgeheven – bevindt zich als het ware in een toestand van diepe slaap.

Rond 1954 zijn er verschillende factoren die leiden tot het ontwaken van Loge La Charité. Het laatst overgebleven lid van de vooroorlogse Loge had zich laten overschrijven naar Loge La Paix, maar op 4 november 1954 sluit hij met vijf andere Amsterdamse Vrijmetselaren een gezegelde overeenkomst om de Loge La Charité nieuw leven in te blazen. Onder de vijf Vrijmetselaren bevinden zich 4 leden vanuit Loge La Paix en één vanuit Loge Eendracht. Deze daad zal uiteindelijk tot de herleving van Loge La Charité leiden.


Samen met negen anderen die waren teruggekeerd uit het inmiddels onafhankelijk geworden Indonesië wordt de – ook uit de voormalige kolonie afkomstige – professor Jakob Zeijlemaker door het Hoofdbestuur van de Orde gevraagd La Charité weer tot een werkzame Loge te maken. Nog eens negen Amsterdamse Vrijmetselaren zegden toe zich te laten overschrijven van hun eigen Loge naar La Charité, waardoor het noodzakelijke aantal leden ter initiëring van een Loge ruimschoots behaald werd. De heropening van een van de Loges die in de 18e eeuw de oprichting van de Orde mogelijk maakten, is dan een feit.

Jakob Zeijlemaker

Als aan alle juridische onderbouwing is voldaan, gaat men vanaf 1955 – het jaar van het 200 jarig bestaan van de Loge La Charité – onder leiding van Jakob Zeijlemaker voortvarend aan de slag. Hij blijkt in staat om deze oude Loge – die in de loop der beide eeuwen al bekend stond vanwege haar eigenzinnig karakter – die eigenzinnigheid te behouden en opnieuw vorm te geven op een wijze die paste bij het veranderende tijdsbeeld. Nog altijd wordt in La Charité met deze zelfde instelling gewerkt. Enerzijds wordt gehecht aan inmiddels eeuwen oude tradities en wordt archaïsch taalgebruik niet geschuwd, anderzijds staat de Loge open voor de geest van deze tijd. Nieuwe leden nemen die tijdgeest immers mee vanaf het moment dat zij de Loge binnentreden en La Charité kan en wil zich daar niet voor afsluiten. In de praktijk blijkt dan ook dat beide aspecten heel goed samen kunnen gaan.


Klik op het logo hierboven voor de Wikipedia-pagina van Loge La Charité